Ik zwem twee keer per week. Een keer door de week in de ochtend, binnen. En een keer in het weekend. En het grappige is dat iets dat je iedere week doet, week in week uit, je gedrag verandert in een gewoonte.
Bijvoorbeeld waar je je zwemspullen neerlegt als je binnenkomt. Hoe je je klaarmaakt om er in te springen. Hoe je er in springt. Hoe je in het water ligt. Welke doelen je jezelf stelt. Of je vooruit gaat of niet.
Dat soort dingen.
Het is niet zo dat ik heel erg hang aan dingen zoals een vaste plek. Ik zwom heel lang in de rechterbaan, nu in de linkerbaan. Dat maakt me niet uit. Het maakt anderen meer uit dan het mij uitmaakt, dus ik schuif makkelijk op. Maar ik heb wel andere vaste gewoontes waar ik niet van af wil wijken.
Bijvoorbeeld: ik leg mijn spullen (een batterij aan zwemaccessoires zoals een plankje, zoomers – van die flippers – een waterfles, etc.) neer, lees alleen het eerste rijtje oefeningen op het blaadje met het programma, doe mijn zwembril op en duik er direct in.
Andere zwemmers doen dat heel anders. Die staan minutenlang, of langer, bij het startblok. Maar hoe langer ik nadenk, hoe minder ik wil. Dus ik spring er liever gewoon in. Niet nadenken, niet twijfelen.
Ik zou het denk ik heel vervelend vinden als iemand me dan bijvoorbeeld aan de praat zou houden. Zo flexibel ben ik niet, vrees ik.
Sommige zwemmers lezen eerst het hele trainingsprogramma van die dag door, op het blaadje dat we allemaal krijgen. Maar ik niet. Ik lees de titel en de eerste rij (“200 meter borstcrawl met techniekoefeningen”) en ga. Ook een gewoonte. Ik zie niet zo goed het nut van het lezen van het hele programma. Maar ik weet dat er mensen zijn die dat juist wel fijn vinden en nodig hebben: uitvogelen wat de bedoeling is.
Nog een gewoonte: ik werk het programma altijd af. Regel voor regel. Of ik het nou leuk vind, of niet: ik doe het regel voor regel en maak het zover mogelijk af. Terwijl er ook zwemmers zijn die een oefening op een gegeven moment genoeg vinden, na een aantal baantjes. Die doorgaan naar het volgende onderdeel. Maar ik doe braaf wat er staat, blessures (vlinderslag) en onmogelijke oefeningen (10m onder water … arghhh) daargelaten.
En dat is nog zo’n gewoonte: je doel. iedere zwemmer houdt vast aan iets anders, om zijn of haar voortgang te meten. Voor veel zwemmers is dat snelheid per baan. Maar ik kijk vooral naar afstand per training. Ik heb een soort van moving target dat telkens verandert. Je kunt in twee jaar tijd een stuk sneller (of beter) worden, blijkt.
Ik weet wel dat afstanden van training tot training niet echt goed te vergelijken zijn. Sommige trainingsprogramma’s zijn langzamer, met oefeningen waardoor je langer over je baantjes doet. En soms ben je juist heel snel, bijvoorbeeld omdat je oefeningen doet met zoomers (van die flippers). Maar desondanks moet ik mijn target halen.
Als ik te weinig meters heb gemaakt, baal ik er een beetje van. Soms ga ik dan de laatste 10 minuten nog even extra bijzetten. Ik heb een soort van mentale ondergrens als het om totaal aantal meters gaat.
Laatst had ik voor mijn gevoel hard gezwommen en was het totaal aantal meters op het blaadje vele malen lager dan ik normaal zwem. Ik was in mijn hoofd al aan het wikken en wegen om te begrijpen wat er was gebeurd. Maar na 3 keer tellen bleek het een foutje op het trainingsschema te zijn. Haha!
Gewoontes zeggen veel over mensen, he? 🙂
18/1000
- Hoofden om in te zitten - 24 juni 2025
- Nano tips, meta effect - 23 juni 2025
- Poging 3 - 21 juni 2025
Ontdek meer van Elja Daae
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Geef een reactie