Ik was vandaag naar het Louwman Museum. Het is vlakbij waar ik woon en ik was al anderhalf jaar van plan om er eens langs te gaan. Sinds vorig jaar kun je er ook met je museumkaart terecht, dus dat is wel zo makkelijk.
Het is een automuseum met een bijzondere historie.
De eerste meneer Louwman was zelf autodealer en -importeur en stond aan de start van een heus auto-imperium. Ik vond op dit liefhebbersblog een uitleg en meteen ook de verklaring voor de vele referenties aan Toyota.
Het is een prachtig automuseum, met ongelofelijk veel bijzondere auto’s. Meer dan 250, schijnt. Maar ook de kabine van een zeppelin (waar je ook in kunt kijken – heel gaaf, want hoe ziet zo’n ding er van binnen uit?). En vliegtuigen. En oude fietsen. En schilderijen waar auto’s op staan. En porcelein. En kunstvoorwerpen. En posters.
En het bureau van de meneer die Toyota heeft opgericht. Een hele bijzondere man, zo begreep ik uit het bordje dat er bij stond.
Als je er rondloopt, begrijp je al vrij snel dat het een museum is van autoliefhebbers voor autoliefhebbers.
Veel auto’s staan in hun eigen kamertje, achter glas. Alle auto’s staan perfect opgesteld, achter hekjes. Alles is prachtig belicht, zoals je kunstwerken in musea belicht met spots en dergelijke die ze prachtig uit laat komen.
Over veel van de auto’s kun je op bordjes iets lezen, netjes in het Engels en het Nederlands. Altijd probeert de curator om je niet alleen iets technisch te vertellen, maar ook iets historisch of iets over hoe het museum aan de auto heeft weten te komen. Zo wordt een automuseum ook voor niet-auto-liefhebbers als ik interessant en krijgt ieder voorwerp een context.
Veel auto’s worden getoond tegen een achtergrond van oude foto’s waar ze op te zien zijn toen ze in gebruik waren – ook leuk. Behalve dan die ene met op de achtergrond de foto van twee naakte vrouwen die zich over de auto hebben gevleid. Die vind ik wat minder correct. Maar ja. Kniesoor he.
Kortom, mooi museum, mooie collectie, waanzinnig gebouw. Maar:
Wat het niet is, is een kindermuseum.
Da’s op zich natuurlijk niet erg. Maar ik realiseerde me dat ik als ouder gewend ben geraakt aan het feit dat musea steeds kindvriendelijker worden. Zelfs musea die al heel lang bestaan en vroeger echt niet gericht waren op kinderen. Van het Haags Gemeentemuseum waar ik met mijn zoontje was voor de Rothko-tentoonstelling tot het Rijksmuseum waar we laatst waren, ze hebben allemaal interactieve speurtochten, apps, speciale kamers, speciale voorwerpen, speciale rondleidingen en speciale tentoonstellingen voor kinderen.
Je kunt je kind er rustig mee naar toe nemen. En dat verwachtte ik van een enorm ruim opgezet museum over auto’s dus ook.
Bij navraag bleek overigens dat het Louwman Museum ook een speurtocht heeft. En ik begreep dat er ook een audiotour is. Maar kindvriendelijk zou ik het niet willen noemen. Het is meer een automuseum voor volwassenen.
Toen de jongens met zijn viertjes naar een vitrine renden met een of andere waanzinnige auto en allevier “wauauauauauauauwwww!” gilden, werd de suppoost boos op ze. Ik was niet dichtbij genoeg om ze in het gareel te houden, want vanaf de eerste auto die we zagen renden ze vooruit.
Het was een race, dit museum, omdat niets hun aandacht greep.
Ze lezen geen bordjes.
Ze staan niet stil.
Ze kijken niet eens echt.
(Behalve naar de auto van James Bond uit Goldfinger natuurlijk. Maar ook daar moest ik het bordje voorlezen om ze echt met aandacht te laten kijken naar de machinegeweren die verstopt zaten onder de lampjes.)
Het zijn kinderen. Of liever gezegd, het zijn kinderen van deze tijd die gewend zijn aan de PS4, Enzo Knol, Minecraft en Dylan Haegens.
Toch wil dat niet zeggen dat ze geen interesse hebben in de dingen die je in musea kunt zien.
Zo was ik de afgelopen week met ze in het Noord-Brabants Museum. En in het Stedelijk Museum ‘s-Hertogenbosch. En laatst in het Rijksmuseum. En dat ging prima.
In het Stedelijk hadden ze het naar hun zin omdat er een prachtige tentoonstelling is die bestaat uit audio en video, inclusief een soort doolhof van videoschermen.
In het Noord-Brabants keken ze nauwelijks naar de voorwerpen maar waren ze toch continu bezig met de materie omdat overal enorme digitale tafels staan met opdrachten en dingen om aan te klikken. Zo leerden ze toch nog iets over Kunst en over De Romeinen.
(ik had even stress toen we afdaalden naar de moderne kunst collectie en mijn zoontje van 4 een kunstwerk dat aan de muur hing, vastpakte om beter te kijken. Gelukkig zag niemand het en bleef het kunstwerk hangen. Phew.)
Dat is belangrijk in musea, voor kinderen: 1) ruimte 2) interactiviteit & aanraken. Anders lukt het niet en vinden ze er niets aan. En leren ze ook niets, terwijl dat leren toch wel iets is waar je als ouder een beetje op hoopt.
In het Louwman Museum probeerde ik af en toe een bordje voor te lezen.
Kijk nou jongens!
- De auto van James Bond!
- De laatste gemotoriseerde bus in zijn soort!
- Een ‘gouden’ auto!
- Kijk nou – deze auto is gevonden in een slaapkamer in Buenos Aires (echt!)!
- Zie je dat? Zoveel mensen konden er op het dak!
(ik was ooit rondleider in Diergaarde Blijdorp en in Budapest Zoo en dat rondleidersbloed kruipt waar het niet gaan kan)
Maar het had niet echt zin.
Ik was nog bij de Franse draagstoel toen zij al bij de masarati’s en bugatti’s stonden, zeg maar.
Binnen 40 minuten stonden we weer buiten.
Ik ga nog maar eens een keertje terug in mijn eentje. Om te kijken naar de auto’s uit de tijd van Downton Abbey. Om de woon-werk-auto van de rijke bankier te zien, die een caravan liet bouwen waar hij rustig in kon zitten (eufemistisch een ‘land yacht’ genoemd).
Of deze. Prachtig. Vaak inclusief bijzondere verhalen over de vindplaats.
Maar dan ga ik lekker zonder kinderen.
Sorry, jongens.
- 50 worden: het alternatief is minder - 11 augustus 2024
- Vakantie - 1 augustus 2024
- Achieve more - 25 mei 2024
Geef een reactie